NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

But, adrianus de

betekenis & definitie

BUT (Adrianus de), Butsius, geb. 1437 in den polder Marlemont, parochie Saaftingen (niet te Hulst zooals vele schrijvers aangeven) cistercienser monnik en bekend kroniekschrijver, overl. in de abdij van Duinen bij Veurne 24 Juni 1488. Zijn vader was ontvanger der polders van den graaf van Namen gelegen in de heerlijkheid Saaftingen; hij verloor zijne ouders op zeer jeugdigen leeftijd en werd opgevoed door zijn oom Willem de But, pastoor te Saaftingen O.L.V. \n 1450 ontving Adriaan te Vracene (Waas) de kruinschering van den bisschop van Doornik.

Bestemd voor den geestelijken stand, begon hij zijne studiën te Mechelen en zette ze na een korte onderbreking voort te 's Hertogenbosch en aan de universiteit te Leuven. Goed bekend met de monniken der abdij van Duinen, besloot hij na eenig beraad in hunne abdij te treden. Hij riep de voorspraak in der kloosterlingen verblijvend te Zande nabij Saaftingen, doch de abt Crabbe stelde zijn intrede uit wegens de moeilijkheden met den hertog van Bourgondië over de abtskeuze. Daarop werd de But door zijne familie naar Parijs gezonden om zijne studiën te voltooien; dus niet op kosten van den hertog zooals Goethals en de Biogr. Nat. zeggen. De kennismaking met de Nuptiis diaboli, van Petrarcha, gericht vooral tegen de orde van Citeaux, deed hem aarzelen, toen de abt van Duinen hem terugriep om zijn proefjaar te beginnen.

Na eene vergelijking echter der verschillende orden met Citeaux, kwam hij tot het besluit, dat deze onder alle andere de beste was, zoodat hij na eenig dralen einde 1458 Parijs verliet, te Duinen zijn noviciaat begon en 1460 of 61 de kloostergeloften uitsprak. Wederom zond de abt hem naar Parijs en na een verblijf van enkele jaren in het college der orde, keerde hij als baccalaureus der godgeleerdheid terug. De geschiedenis van Vlaanderen en van zijne abdij werd nu de geliefkoosde bezigheid van de But, om zijne kronieken onder de beste schrijvers van dien tijd gerekend. In 1470 en daarna 1476-1479 was hij watergraaf of ontvanger van stad en lande van Veurne; daarop werd hij prior der abdij 1471, maar spoedig nam hij

zijn ontslag. Nu stelde de abt hem aan als portier, toen een belangrijke post, omdat deze niet alleen met het ontvangen der vreemdelingen was belast, maar ook met het bestuur der armen- of poortgoederen en met de zorg voor de bedeeling.

De voornaamste bijzonderheden over het leven en de familie van de But worden door hem zelf aangegeven in het proëmium van zijne Cronica abbatum monasterii de Dunis, (uitgegeven door de Soc. d'émulation de la Flandre occ., Brug. 1839 en 1864) en voornamelijk in zijne kroniek genaamd Raparium. Het is de kroniek van Joh. Brando (kol. 453) verkort door de Roya en door de But met aanteekeningen voorzien en voortgezet tot 1485, gedeeltelijk uitgegeven door Kervyn de Lettenhove, Chroniques relatives a l'histoire des ducs de Bourgogne (Brux. 1870).

Reeds was eene zeer verkorte uitgave bezorgd door Sweertius, Rerum Belgicarum annales (Francofurti 1620). Het autograaf van de But's Raparium bevindt zich te Brussel, zie: J.v.d. Gheyn, Catalogue des manuscrits de la Bibliothèque

Royale de Belgique, V, no. 3107.

De Archives générales du Royaume te Brussel bezitten nog een handschrift van de But in gr. fol., waaruit zijn Chronicon Flandriae is gepubliceerd door J. de Smet, Corpus Chronicorum Flandriae I (Brux. 1837) 260-367; (zie de beschrijving van dit handschrift bij: Warkoening, Hist. de la Flandre I, 77-79). Toen in 1579 de Geuzen de verborgen handschriften der abdij van Duinen ontdekten, werden alle geroofd; het gelukte echter in 1584 den monnik Joh. Trochaeus dat van de But terug te koopen Opnieuw gered tijdens de fransche revolutie, werden ze door den laatsten monnik der abdij met alles, wat hij bezat, afgestaan aan het bisdom Brugge. Mgr. Boussen schonk het hs. met nog andere aan het staatsarchief te Brussel. De brieven van de But, tot de fransche revolutie in de abdij bewaard, zijn waarschijnlijk verloren. De But was niet alleen geschiedschrijver, hij werd geacht als een man ervaren in alle wetenschappen van zijn tijd. ‘Orator magnus, vates, artista, meatus Astrorum pollens, Flandrigenum acta notans’.

Het portret van hem bewaard in de abdij, thans seminarie, te Brugge is eerst in de 17e eeuw geschilderd; hierna is ook datgene gemaakt, dat men in de 1e ed. der Cronica abbatum vindt. De Visch gaf geene afzonderlijke biografie van hem uit zooals vermeld wordt in de Biographie nationale. De schrijver verwart Adr. de But met Adr. Cancellier, abt, wiens biografie in 1655 te Brugge en 1660 te Brussel door de Visch werd uitgegeven. Uitvoerig handelt over hem de inleiding van de uitgave der kroniek door Kervyn van Lettenhove en Cronica abbatum, beide reeds vermeld.

Zie: Goethals, Lectures relatives a l'histoire des sciences et des lettres IV, 364-5; Ch. de Visch, Bibliotheca scriptorum ord. Cist (Col. 1656) en zijn Compendium chronol. exordii et progressus B.M. de Dunis (Brux. 1660) praefatio en 91, 117, 123, 124; Bibliothèque des écrivains de l'ordre de St Benoit I, 161; Moreri, Le grand dictionaire historique I (1704) 719: Biographie nationale IV, 856-858 en de aldaar vermelde schrijvers; L'auteur de l' Imitation de Jesus-Christ etle témoignage d'Adrien de But in Précis historiques XXXVIII (1889) 362-370; Féret, La Faculté de théologie et ses docteurs les plus célèbres in Moyen-Age, IV 376; Piron, Algem. levensbeschrijving, Bijvoegsel (Mech. 1862) 31.

Fruytier

< >