NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Bronchorst, everhardus

betekenis & definitie

BRONCHORST (Everhardus), geb. te Deventer 27 Maart 1554 als zoon van Johannes van B. (1) (kol. 472) en Clara Coster, overl. te Leiden 27 Mei 1627. Het eerste onderwijs genoot hij op de latijnsche school te Deventer onder zijn vader en de gebroeders Pythopaeus.

Zijn vader, de hervormde leer omhelsd hebbende, zag zich in 1569 genoodzaakt naar Keulen uit te wijken, werwaarts Everardus hem volgde. Te Keulen legde hij zich op de rechtsgeleerde studie toe en begon hij weldra lessen te geven. Vervolgens bezocht hij de hoogescholen te Marburg (ingeschreven 16 Apr. 1577), Erfurt en Wittenberg, waar hij Val. Forster, Nic. Vigelius en Matth. Wezenbeke hoorde.

Vandaar naar Bazel vertrokken, hoorde hij Samuel Grynaeus en Franc. Hottomannus en promoveerde hij 17 Aug. 1579. Omstreeks dezen tijd hield hij zich ook op te Lyon, waar hij vriendschap sloot met Petrus Scapius. Na een jaar te Wittenberg en twee jaar te Erfurt te hebben gedoceerd, keerde hij in 1582 naar Deventer terug. In 1587 werd Deventer aan de Spanjaarden verraden; Bronchorst werd uit de vroedschap - waarin hij kort te voren gekozen was - gezet en vluchtte naar Leiden. In hetzelfde jaar werd hij op aanbeveling van Leoninus en Julius van Beyma als opvolger van den naar Duitschland vertrokken Donellus tot prof. ordinarius aangesteld.

Dit ambt aanvaardde hij 10 Juli 1587 met een rede: de Studio juris recte instituendo. Een groote reeks van jaren heeft hij het professoraat met roem vervuld; tevergeefs trachtte in 1597 Franeker hem voor zich te winnen. Zijn naam lokte een groot getal buitenlandsche studenten naar Leiden. Speciaal door privaat-colleges en het veelvuldig doen disputeeren zijner leerlingen meende hij het onderwijs te bevorderen. Belangstelling voor Leiden's bloei deden hem de rechten van faculteit en studenten steeds hoog houden. Na verschillende malen op de nominatie te hebben gestaan, werd hij in 1604 rector magnificus.

Zijne talrijke adviezen bewijzen het vertrouwen in zijn kennis, waarvan ook zijn geschriften bewijs geven. Voortdurende ziekte deed hem in 1620 in de rij der prof. honorarij overgaan, hoewel hij traktement en rechten van hoogleeraar behield en disputen bleef presideeren. Na 1621 belette voortdurend sukkelen hem echter hiermede voort te gaan. De laatste jaren van zijn leven besteedde hij aan studie der oude letteren en geschiedenis. Na zijn overlijden verkondigde Petrus Cunaeus in een lijkrede zijn lof. Zijne vrouw, Ade l heid van Middelburch, uit aanzienlijk zwolsch geslacht, schonk hem meerdere kinderen, van wie Gerardus (24 Apr. 1620 te Leiden gepromoveerd) zich als rechtsgeleerde onderscheidde. Een andere zoon is Johannes (kol. 473). Een bepaalde school vestigde hij niet, zijn bekendste leerlingen zijn zijn latere ambtgenooten Swanenburg en Pijnacker. Toch neemt hij door zijne geschriften onder onze romanisten een eervolle plaats in. Van veel grooter waarde echter is het door hem opgesteld, en van Maart 1591 tot April 1627 loopend, verhaal van de gebeurtenissen aan de leidsche universiteit, waaruit wij niet alleen voor zijn eigen leven veel belangrijks kunnen putten, maar ook over tal van geleerden nieuwe gegevens vinden.

Geschriften: Diarium siveAdversaria omnium quae gesta suntin academia

Leydensi(uitg. J.C. van Slee, Werken Hist. Gen. te Utrecht, 3e serie, no. 12); EN ANTIO0 ANÜN centuriae IV et conciliationes eorundem; Centuriae duae miscellanearum iuris controversiarum sive EN ANTIO0 ANÜN, et conciliationes eorundem (later te zamen als ‘centuriae sex herhaaldelijk gedrukt: 1594, 1598, 1602, 1615, 1621, 1695); Methodus Feudorum (Lugd. Bat. 1613, herdrukt als Ev. Brochorstii JCti. Methodus feudorum, IV publicis disput in illustri Academ.

Ultraj. repetita notisque et morbus illustrata autore et praeside Cypr. Regneri ab Oosterga (Ultraj. 1652); In titulum Digestorum de diversis regulis iuris antiqui enarrationes (Francof. 1608; Lugd. Bat. 1624; herhaaldelijk, ook in Duitschland, herdrukt); Tractatus brevis perspicuus et succinctus de privilegiis Studiosorum, tum Professorum etDoctorum (Lugd. Bat. 1621; herdrukt achter de Centuriae); Aphorismi politici et militares ex diversis authoribus Graecis et Latinis per Lamb. Danaeum collect, ab Ev. Bronch. exemplis illustrati (Lugd.

Bat. 1623); in verschillende dezer uitgaven zijn opgenomen zijn rede de Studio juris recte instituendo en die de Laudibus Jurisprudentie, in 1597 gehouden bij de promotie van C. Pijnacker.

Zijn gegraveerd portret komt voor in de Icones der leidsche universiteit.

Zie: de uitg. v.h. Diarium door v. Slee;Siegenbeek, Gesch. Leid. Hoogesch. I, 210; II, T. en B., 72-73; P.

Cunaeus, Oratio in exequiis V.C. Ev. Br. (1627) (in diens Orat. varii arg. XIV; herdr. in de uitg. der Centuriae van 1695, en bij Witten, Mem. JCt. nostriseculi(1676) 126-136); Fockema Andreae, Inl. v.H. de Groot X-XI; Boeles, Friesl. Hoogesch. II, 68. van Kuyk

< >