BEIJEN (Pieter) werd, komende uit 's Hertogenbosch, in 1769 aangesteld tot organist van de Broerkerk te Nijmegen en volgde in 1781 Ybo Bruinsma op als klokkenist en organist van de hervormde Sint Stephenskerk aldaar, wat hij bleef tot 1790, toen Wilhelm Gotlieb Hauff zijn plaats innam. In October 1773 was hij in opdracht van het stadsbestuur naar Keulen, Aken en Dusseldorp geweest, om bekend te worden met den
arbeid van den orgelmaker Ludwig König te Keulen; aan dezen werd opgedragen het orgel in de Sint Stephenskerk, door Christiaan Muller van Amsterdam niet voleindigd, te voltooien, dat 15 Sept. 1776 in gebruik genomen werd. In 1786 was hij medekeurmeester van het orgel in de Groote Kerk te Zalt-Bommel. Hij schreef: Brief aan den heer Joachim Hess, ter geleide van eene naauwkeurige beschryving van het nieuw en uitmuntend orgel in de St Stephanus ofGrote Kerk binnen Nymegen; benevens eene beknopte uitbeelding der gesteldheid van het nieuw orgel in de walsche kerk mede aldaar (Nymegen 1782); Korte verhandeling over het zingen en speelen in de hervormde kerk van Nederland; als mede, byzondere aanmerkingen en eenige regels aangaande hetzingen (Nijmegen en Amsterdam 1790).
Zie: Knock, Disposten, 45; Het Orgel I (1886) 8; Tijdschr. muziekgesch. VII (1904) 152.
Enschedé