BEECK (Jean), Johannes Beeck,Beeckius,Bekius, waarschijnlijk te Delft geb. en wel in 1622, overl. te Leiden 1 April 1666, zoon van Benjamin Jansz. Beeck en van Annetje Henrichs,en oom van Benjamin Cornelisz.
Beeck, predt te Giessen Oudkerk van 1681 tot zijn dood in 1689.In de Suada Delphica (68 redevoeringen over verschill. onderwerpen, als handleiding voorde in de redekunststudeerende jeugd. - Amst. 1675, 12mo, nova editio, ibid. 1709) van Jacobus Crucius, rector der Lat. School te Delft, komt o.a. een oratio voor in laudem linguae hebraicae, gehouden door Joh. Bekius. Hij behoorde dus onder de leerlingen der delftsche school. Op 18 j. leeftijd werd hij, 16 Febr. 1640, stud. in de phil. te Leiden en leerling in het Waalsche College, waarvan toen prof. L. de Dieu regent was; 5 Maart 1643 opnieuw ingeschreven, ditmaal voor theologie, oud 21 jaar.
In 1644 proponent geworden, werd hij in ditzelfde jaar beroepen totfransch predt. in de Gasthuiskerk te Delft. In 1652 werd hij waalsch predt. te Leiden,
Hoogstwaarschijnlijk was onze Jean Beeck de schrijver van het werk De cognitione
naturae etessentiae divinae, uitgegeven te Leiden bij B. en A. Elsevier 1643, 4o. Die uitgave wordt niet vermeld in Willems, Les Elzevier, doch komt voor op den
Catalogue de livres anciens etmodernes, no. 88, van J. Beyers te Utrecht, no. 192.
Jean Beeck huwde (vóór 1650) met Marie de Salengre, overl. te Leiden in 1669, dochter van Jean ofJohan, raad-thesaurier van de
graven van Hohenlohe, en van Marie v. Teylingen. Uit dit huwelijk vier kinderen, waarvan het jongste, Benjamin, predt. te Britsum, den stam voortzette en met zijn nakomelingen den naam van Bekius heeft gevoerd (kol. 117).
Regt