BAUTERS (Abraham), of Bouters, studeerde reeds vóór het einde van hetjaar 1580 aan de door Johan Casimir van de Paltz gestichte hoogeschool te Neustadt aan de Haardt. Echter wel niet op zeer lofwaardige wijze.
Althans toen hij naeenige afwezigheid weer terugkeerde om zijn studiën te hervatten, voegde Lucas Paenius in zijn schrijven aan Gottfried van Wingen en Jo- hannes Rotarius te Londen, d.d. 9 Nov. 1580, aan de vermelding van dat feit den wensch toe, dat hij een beteren weg zou inslaan. Reeds een jaar later was hij predikant van de nederduitsche vluchtelingenkerk te Frankfurt aan de Main. 9 Mei 1582 verscheen hij ook in die kwaliteit op de vergadering van de Paltzische classis, die toen te Frankenthal werd gehouden. Kort van te voren, in Mrt. en Apr. van dat zelfde jaar, was hij te dier plaatse ook in aanmerking gekomen voor de derde predikantsplaats, die men er wilde stichten ten einde de werkzaamheden van den in krachten minderenden Dat henus eenigermate te vergemakkelijken. In stede van daar te Frankenthal vinden we hem echter kort daarop te Brugge. Hier schijnt hij echter slechts zeer kort te zijn geweest. Verlof gekregen hebbend - wel in het eind nog van 1582 - om een reis naar Engeland te maken, keerde hij vandaar eenvoudig niet terug.
Zelfs moest de kerkeraad te Brugge nog herhaaldelijk moeite doen om te voorkomen, dat enkele van zijn schuldeischers te kort zouden komen; niettegenstaande hij best in staat schijnt te zijn geweest om te betalen, omdat hij in Duitschland nog altoos zijn meubilair had. Geeft deze zaak van Bauters een niet onverdeeld gunstigen indruk, ook te Londen schijnt hij opgetreden te zijn op een manier, die aanmerking verdiende. Allereerst toen hij in den zomer van 1583, tegen de orde van het rijk en van de nederduitsche kerken in Engeland in, in zijn eigen huis te Wolwich als predikant voorging. Maar daarnaast ook nog op andere wijze: als blijkt uit zijn correspondentie van het jaar 1586, met den kerkeraad van Londen gevoerd over een attest, dat hij toen behoefde om predikant te worden te Emden. In 1585 had hij de stad verlaten zonder zich daarvan te hebben voorzien en was naar de Paltz getrokken, vermoedelijk met het oog op een paar processen tegen enkele van zijn verwanten. Nadat hij deze gewonnen had, zich weer willend wijden aan het ambtelijke werk, zag hij zich eerst een plaats als hulpprediker te Bacharach aangeboden.
Ongeveer tegelijkertijd echter riep men hem naar Emden; en daar hij van het duitsch niet best op de hoogte was, gaf hij aan dat laatste beroep de voorkeur. Zoo vroeg hij dan van die stad uit 3 Apr. 1586 alsnog zulk een attestatie aan. Evenwel zonder succes. 18 Apr. werd hem geantwoord dat een stuk, dat hem den toegang ontsluiten zou tot het ambt, onmogelijk gegeven kon worden. Veeleer werd hem geraden - waar zijn vermogens goed waren, ook was hij nog jong - zich voortaan maar te gaan wijden aan een ander beroep. Gevolg schijnt hij echter aan dien raad niette hebben gegeven; althans in 1586 werd van zijn predikdienst gebruik gemaakt door de kerk van Leeuwarden.
15 October 1581 trouwde Bauters te Frankenthal met Anna Anthoni, een dochter van den niet onbekenden Pieter Anthoni van wien later een andere dochter is in het huwelijk getreden met Johannes Bollius. Wel uit dit huwelijk werd 14 Apr. 1583 een tweeling gedoopt: Petrus en Anna. De naam van dat zoontje doet vermoeden - wat ook uit andere gegevens waarschijnlijk is - dat Abraham een zoon is geweest van Pieter Bauters of Bouters. Deze, afkomstig uit Gent, waar hij woonde in de Scheldestraat, in het huis: ‘de gouden wereld’, van beroep twijnder, een schoonzoon van Abraham Rossart (wellicht dezelfde als Abraham Roussau,die met Pieter Bouters in 1568 op het Convent te Wezel is geweest), is in 1568 verbannen en toen naar Londen gevlucht
De opgaaf van Moens, The Dutch Church Registers London (Lymington 1884) 211, die hem reeds in 1550 diaken van de nederduitsche vluchtelingenkerk daar ter stede noemt, zal wel onjuist zijn dus. Wel was hij het van 1569 tot 1571.16 Nov. 1584 ontving hij van den kerkeraad een attestatie, zoodat hij kort daarop wel elders heen getrokken zal zijn. Te Londen werden hem drie kinderen gedoopt: 14 Mrt. 1574, Jacob; 19 Febr. 1577, Anna; 26 Jan. 1581,Johannes.
Zie:Reitsma en van Veen ActaVI, 18; J.H. Hessels, Eccl. Lond. Bat.
Arch. II no. 184; III no. 838, 854, 1010, 1012; J.H. Hessels, Registerofthe
attestations.... in the Dutch Church .... London (London-Amst. 1892) no. 8; J. de Jong, De Voorbereiding.... van het Kerkverband der Nederlandsche Gereformeerde kerken I (Gron. 1911) register in voce.
van Schelven