(Lat. templum = afgebakend gebied; Gr. temenos), de Griekse en Romeinse tempel was uitsluitend het huis waarin het godenbeeld stond opgesteld, en niet een verzamelplaats voor de massa der gelovigen. Men offerde op het altaar dat buiten, voor de tempel stond.
De Griekse tempel was een rijk gebeeldhouwde schrijn van het godenbeeld. Het bouwwerk had geen eigenlijke façade en stond op een laag podium van drie treden. De Romeinse tempel stond op een hoog podium en vertoont een duidelijke frontaliteit. De voorhal was diep, en vaak was de tempel niet rondom van zuilen voorzien, doch werd de achterkant gevormd door een blinde muur, waartegen het godenbeeld was geplaatst, soms in een nis of apsis. Naast de rechthoekige tempel, kenden zowel Grieken als Romeinen ook de ronde tempel. De Griekse rondbouw is altijd door zuilen omgeven, de Romeinse soms wel (bijv. Vesfatempel te Rome), soms niet (bv. Pantheon te Rome).