zilveren - bijvoeglijk naamwoord
uitspraak: zil-ve-ren
1. gemaakt van zilver
♢ opa en oma hebben een zilveren bestek
1. de zilveren vloot
[met zilver beladen]
2. met een zilveren sleutel opent men alle deuren
[met geld krijg je alles gedaan]
3. iets over zilveren schijven doen lopen
[geld gebruiken om iets voor elkaar te krijgen]
4. met een zilveren hengel vissen
[vis kopen als je die niet hebt kunnen vangen]
5. met zilveren kogels schieten
[iemand omkopen]
2. wat de kleur heeft van zilver
♢ het zilveren kapsel van oma was keurig opgemaakt
3. feestelijke herdenking van iets wat 25 jaar geleden gebeurd is
♢ we vierden de zilveren bruiloft van mijn oom en tante
Algemene uitdrukkingen:
1. een zilveren stem
[een zuivere stem]
Bijvoeglijk naamwoord: zil-ve-ren
Gepubliceerd op 14-11-2017
zilveren
betekenis & definitie