voorbijkomen

betekenis & definitie

voorbijkomen - onregelmatig werkwoord
uitspraak: voor-bij-ko-men

1. langs of verder komen
♢ we zagen de stoet voorbijkomen

Onregelmatig werkwoord: voor-bij-ko-men
ik kom voorbij (... ik voorbijkom)
jij/u komt voorbij (... jij voorbijkomt)
hij/zij komt voorbij (... hij voorbijkomt)
wij/zij/jullie komen voorbij (... wij voorbijkomen)
ik/jij/u/hij/zij kwam voorbij (... ik voorbijkwam)
wij/zij/jullie kwamen voorbij (... wij voorbijkwamen)
hij is voorbijgekomen
de/het/een voorbijgekomen ....
voorbijkomend, voorbijkomende