vloek - zelfstandig naamwoord
1. uitspraak waarmee je onheil over iets of iemand uitroept
♢ hij riep een vloek uit over de ongelovigen
1. er rust een vloek op
[het loopt altijd slecht af]
2. verwensing waarin de naam van God gebruikt wordt
♢ er klonk een vloek toen hij op zijn duim sloeg
1. in een vloek en een zucht
[in heel korte tijd]
Zelfstandig naamwoord: vloek
de vloek
de vloeken
het vloekje
Gepubliceerd op 14-11-2017
vloek
betekenis & definitie