twist - zelfstandig naamwoord
1. toestand van kwaad zijn op elkaar
♢ de twist tussen die families duurt al jaren
2. snelle, vrije dans uit de zestiger jaren van de vorige eeuw
♢ op dansles leerden we ook de twist dansen
1. een twist maken
[een totaal ander standpunt gaan aanhangen]
Zelfstandig naamwoord: twist
de twist
de twisten
het twistje
Synoniemen
bonje, conflict, geschil, heibel, meningsverschil, onenigheid, ongenoegen, onvrede, ruzie, stront, verdeeldheid, wrijving
Tegenstellingen
genoegen, harmonie
Gepubliceerd op 14-11-2017
twist
betekenis & definitie