toren - zelfstandig naamwoord
uitspraak: to-ren
1. hoog en smal bouwsel
♢ op de toren van de kerk staat een haan
1. in een ivoren toren leven
[je niet met anderen bemoeien]
2. hoog van de toren blazen
[een grote mond hebben]
Zelfstandig naamwoord: to-ren
de toren
de torens
het torentje
Gepubliceerd op 14-11-2017
toren
betekenis & definitie