succes - zelfstandig naamwoord
uitspraak: suc-ces
1. gunstige afloop of resultaat
♢ hij heeft de cursus met succes gevolgd
1. succes met je examen!
[ik hoop dat je slaagt]
2. dat was geen succes
[dat was slecht of oninteressant]
3. succes hebben
[geslaagd zijn in wat je van plan was te bereiken]
Zelfstandig naamwoord: suc-ces
het succes
de successen
het succesje
Synoniemen
welslagen
Tegenstellingen
flop
Gepubliceerd op 14-11-2017
succes
betekenis & definitie