struik - zelfstandig naamwoord
1. grote plant die zich vanaf de grond vertakt
♢ we hebben een bessenstruik in de tuin
2. krop bladgroente
♢ hier heb je een struik andijvie
Zelfstandig naamwoord: struik
de struik
de struiken
het struikje
Synoniemen
heester
Gepubliceerd op 14-11-2017
struik
betekenis & definitie