spot - zelfstandig naamwoord
1. reclamefilmpje op televisie of in de film
♢ heb je dat spotje van Philips gezien?
2. lamp die een bundel gericht licht geeft
♢ in de huiskamer hebben ze wel twintig spots
3. het met grappig doen iemand belachelijk maken
♢ zij hebben de spot met hem gedreven
4. iemand die belachelijk gemaakt wordt
♢ hij is de spot van de hele school
1. voor spot zitten
[voor gek zitten]
2. met je spot ga je naar bed
[je trouwt met iemand die je eerst belachelijk maakte]
Zelfstandig naamwoord: spot
de spot
de spots
het spotje
Synoniemen
ironie, schijnwerper
Gepubliceerd op 14-11-2017
spot
betekenis & definitie