snel - bijvoeglijk naamwoord
1. met grote vaart
♢ Jan reed snel naar huis
1. een snelle hap
[een maaltijd die snel bereid is]
2. wat niet veel tijd kost
♢ ik eet snel mijn bord leeg
3. flitsend en modieus
♢ Ramon draagt zo'n snel pak
Bijvoeglijk naamwoord: snel
... is sneller dan ...
het snelst
de/het snelle ...
iets snels
Synoniemen
gauw, grif, hard, ijlings, rap, ras, schielijk, vlug
Tegenstellingen
langzaam, traag
Gepubliceerd op 14-11-2017
snel
betekenis & definitie