poort - zelfstandig naamwoord
1. doorgang in een muur
♢ we liepen door een poort en kwamen in de tuin
1. iets voor de poorten van de hel wegslepen
[op het nippertje redden]
2. de poorten sluiten
[het bedrijf voorgoed stilleggen]
2. verbinding met een verwerkingseenheid
♢ deze computer heeft een seriële poort
Zelfstandig naamwoord: poort
de poort
de poorten
het poortje
Gepubliceerd op 14-11-2017
poort
betekenis & definitie