optutten - regelmatig werkwoord
uitspraak: op-tut-ten
1. jezelf mooi aankleden en opmaken
♢ Nikky heeft zich opgetut voor het feest
Regelmatig werkwoord: op-tut-ten
ik tut op (... ik optut)
jij/u tut op (... jij optut)
hij/zij tut op (... hij optut)
wij/zij/jullie tutten op (... wij optutten)
ik/jij/u/hij/zij tutte op (... ik optutte)
wij/zij/jullie tutten op (... wij optutten)
hij heeft opgetut
de/het/een opgetutte ....
Synoniemen
optuigen
Gepubliceerd op 14-11-2017
optutten
betekenis & definitie