Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 30-11-2017

ontrouw

betekenis & definitie

ontrouw - bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord
uitspraak: on-trouw

1. wie zich niet houdt aan wat hij beloofd of afgesproken heeft
♢ uiteindelijk was hij haar toch ontrouw

1. seksuele relatie met iemand anders dan degene met wie je getrouwd bent
♢ zij kon hem zijn ontrouw niet vergeven
2. het niet doen wat je beloofd hebt
♢ ontrouw is een slechte eigenschap

Bijvoeglijk naamwoord: on-trouw
de/het ontrouwe ...
iets ontrouws

Tegenstellingen
trouw

Zelfstandig naamwoord: on-trouw
de ontrouw

Synoniemen
overspel

Tegenstellingen
trouw

< >