na - voorzetsel, voegwoord, bijwoord
1. later dan
♢ de biologieles komt na de sportles
1. na u
[ga uw gang]
2. wat eten we na?
[als toetje]
2. met uitzondering van
♢ op een tientje na heb ik alles betaald
Algemene uitdrukkingen:
1. ik heb bij lange na niet genoeg gegeten
[veel te weinig]
2. hij houdt er een sportwagen op na
[die bezit hij]
Voorzetsel: na
Voegwoord: na
Bijwoord: na
Tegenstellingen
alvorens, voor, vooraleer, voordat
Gepubliceerd op 14-11-2017
na
betekenis & definitie