kut - zelfstandig naamwoord
1. toegang tot de baarmoederhals bij vrouwen
♢ meisjes hebben een kut
1. dat slaat als kut op Dirk
[dat slaat nergens op]
2. voor de kat zijn kut
[voor niets]
3. kut met peren!
[grove uiting van ongenoegen]
Zelfstandig naamwoord: kut
de kut
de kutten
het kutje
Synoniemen
schede, vagina
Gepubliceerd op 14-11-2017
kut
betekenis & definitie