koersen - regelmatig werkwoord
uitspraak: koer-sen
1. een bepaalde kant op gaan
♢ het schip koerste naar de haven
Regelmatig werkwoord: koer-sen
ik koers
jij/u koerst
hij/zij koerst
wij/zij/jullie koersen
ik/jij/u/hij/zij koerste
wij/zij/jullie koersten
hij heeft of is gekoerst
koersend, koersende
Gepubliceerd op 14-11-2017
koersen
betekenis & definitie