kluisteren - regelmatig werkwoord
uitspraak: kluis-te-ren
1. de aandacht vasthouden
♢ Kevin zat gekluisterd aan de televisie
2. de handen vastbinden of vastmaken
♢ de dief werd door de agent aan de verwarming gekluisterd
Regelmatig werkwoord: kluis-te-ren
ik kluister
jij/u kluistert
hij/zij kluistert
wij/zij/jullie kluisteren
ik/jij/u/hij/zij kluisterde
wij/zij/jullie kluisterden
hij heeft gekluisterd
de/het/een gekluisterde ....
kluisterend, kluisterende
Synoniemen
boeien
Gepubliceerd op 14-11-2017
kluisteren
betekenis & definitie