kerkelijk - bijvoeglijk naamwoord
uitspraak: ker-ke-lijk
1. wat met de kerk te maken heeft
♢ in dit boek vind je de kerkelijke geschiedenis
1. een kerkelijk huwelijk
[dat in de kerk gesloten wordt]
2. bij een kerk horen
♢ wij zijn thuis niet kerkelijk
Bijvoeglijk naamwoord: ker-ke-lijk
... is kerkelijker dan ...
het kerkelijkst
de/het kerkelijke ...
iets kerkelijks
Gepubliceerd op 14-11-2017
kerkelijk
betekenis & definitie