hoogte - zelfstandig naamwoord
uitspraak: hoog-te
1. afstand van onderste tot bovenste punt
♢ de hoogte van dit huis is zeven meter
1. uit de hoogte doen
[op anderen neerkijken]
2. tot op zekere hoogte
[niet helemaal]
3. hem op de hoogte brengen
[hem dat vertellen]
4. ik kan geen hoogte van hem krijgen
[kom er niet achter hoe hij precies is]
2. iets wat hoog is
♢ we keken naar de hoogte van de enorme berg
Zelfstandig naamwoord: hoog-te
de hoogte
de hoogten of hoogtes
Tegenstellingen
diepte, laagte
Gepubliceerd op 14-11-2017
hoogte
betekenis & definitie