hobbelen - regelmatig werkwoord
uitspraak: hob-be-len
1. heen en weer schudden omdat je over hobbels heen gaat
♢ de kar hobbelde over de landweg
2. waggelend lopen
♢ de kleuter hobbelde achter zijn moeder aan
Regelmatig werkwoord: hob-be-len
ik hobbel
jij/u hobbelt
hij/zij hobbelt
wij/zij/jullie hobbelen
ik/jij/u/hij/zij hobbelde
wij/zij/jullie hobbelden
hij heeft gehobbeld
hobbelend, hobbelende
Gepubliceerd op 14-11-2017
hobbelen
betekenis & definitie