gepast - bijvoeglijk naamwoord
uitspraak: ge-past
1. met goede manieren, zoals het hoort
♢ het is niet gepast om in gezelschap te boeren
1. gepast geld
[precies zoveel geld als nodig is]
2. in precies de juiste hoeveelheid
♢ kunt u misschien gepast betalen?
Bijvoeglijk naamwoord: ge-past
... is gepaster dan ...
de/het gepaste ...
Synoniemen
behoorlijk, beschaafd, correct, fatsoenlijk, keurig, netjes, voorkomend, zedelijk
Tegenstellingen
onbehoorlijk, onfatsoenlijk
Gepubliceerd op 14-11-2017
gepast
betekenis & definitie