garen - regelmatig werkwoord
uitspraak: ga-ren
1. gaar maken of laten worden
♢ je moet dat vlees wel drie uur laten garen
Regelmatig werkwoord: ga-ren
ik gaar
jij/u gaart
hij/zij gaart
wij/zij/jullie garen
ik/jij/u/hij/zij gaarde
wij/zij/jullie gaarden
hij heeft of is gegaard
de/het/een gegaarde ....
Gepubliceerd op 14-11-2017
garen
betekenis & definitie