eruit - voornaamwoordelijk bijwoord
uitspraak: er-uit
1. uit wat je noemt of bedoelt
♢ het pak viel om en de melk stroomde eruit
1. eruit!
[maak dat je wegkomt!]
2. eruit zijn
[de draad kwijt zijn]
3. ik ben eruit!
[ik heb de oplossing!]
4. er eens helemaal uit zijn
[je zorgen kunnen vergeten]
Voornaamwoordelijk bijwoord: er-uit
Gepubliceerd op 14-11-2017
eruit
betekenis & definitie