box - zelfstandig naamwoord
1. vloertje met rek eromheen voor kleine kinderen
♢ als je die baby in de box zet, kan hij nergens heen
2. kastje met luidspreker erin
♢ bij de nieuwe geluidsinstallatie horen twee grote boxen
3. hok voor paard
♢ bij deze manege horen twintig boxen
4. berghok bij flat
♢ heb je je fiets in de box gezet?
Zelfstandig naamwoord: box
de box
de boxen
het boxje
Gepubliceerd op 14-11-2017
box
betekenis & definitie