benaderen - regelmatig werkwoord
uitspraak: be-na-de-ren
1. in de buurt komen
♢ hij benaderde de hond voorzichtig
1. hij is niet te benaderen
[je kunt geen contact met hem krijgen]
2. naar iemand toe gaan
♢ ze hebben mij benaderd met de vraag of ik voorzitter wil worden
Regelmatig werkwoord: be-na-de-ren
ik benader
jij/u benadert
hij/zij benadert
wij/zij/jullie benaderen
ik/jij/u/hij/zij benaderde
wij/zij/jullie benaderden
hij heeft benaderd
de/het/een benaderde ....
Gepubliceerd op 14-11-2017
benaderen
betekenis & definitie