bakken - regelmatig werkwoord
uitspraak: bak-ken
1. in de oven gaar laten worden
♢ hij heeft een appeltaart gebakken
2. in de koekenpan gaar laten worden
♢ je kunt die gekookte aardappels nog wel bakken
1. hij bakt ze wel bruin!
[doet dingen die helemaal niet mogen]
2. liggen bakken in de zon
[zonnebaden]
Regelmatig werkwoord: bak-ken
ik bak
jij/u bakt
hij/zij bakt
wij/zij/jullie bakken
ik/jij/u/hij/zij bakte
wij/zij/jullie bakten
hij heeft gebakken
de/het/een gebakken ....
Gepubliceerd op 14-11-2017
bakken
betekenis & definitie