afweren - regelmatig werkwoord
uitspraak: af-we-ren
1. ervoor zorgen dat men niet dichterbij komt
♢ ze moesten de vijand afweren door hoge muren
2. ervoor zorgen dat het niet gebeurt
♢ met deze raketten wordt een aanval afgeweerd
3. je ergens tegen verzetten
♢ je kunt met deze vrolijke muziek de sombere gedachten afweren
Regelmatig werkwoord: af-we-ren
ik weer af (... ik afweer)
jij/u weert af (... jij afweert)
hij/zij weert af (... hij afweert)
wij/zij/jullie weren af (... wij afweren)
ik/jij/u/hij/zij weerde af (... ik afweerde)
wij/zij/jullie weerden af (... wij afweerden)
hij heeft afgeweerd
de/het/een afgeweerde ....
Gepubliceerd op 14-11-2017
afweren
betekenis & definitie