aankondigen - regelmatig werkwoord
uitspraak: aan-kon-di-gen
1. vertellen dat iets gaat gebeuren
♢ hij heeft zijn vertrek op tijd aangekondigd
Regelmatig werkwoord: aan-kon-di-gen
ik kondig aan (... ik aankondig)
jij/u kondigt aan (... jij aankondigt)
hij/zij kondigt aan (... hij aankondigt)
wij/zij/jullie kondigen aan (... wij aankondigen)
ik/jij/u/hij/zij kondigde aan (... ik aankondigde)
wij/zij/jullie kondigden aan (... wij aankondigden)
hij heeft aangekondigd
de/het/een aangekondigde ....
Gepubliceerd op 14-11-2017
aankondigen
betekenis & definitie