Het voorm. Oost-Indisch Huis (Oude Delft 39) kwam in 1631 tot stand toen de in 1602 gestichte Delftse kamer van de Verenigde Oostindische Compagnie (V.O.C.) twee oudere woonhuizen verbouwde en voorzag van een symmetrisch front met twee maniëristische trapgevels.
Onder de gevelsteen met de tekst ‘V.O.C.D.’ en het bouwjaar zit een laat-gotisch poortje (circa 1550) van een ouder huis. Aan de achterzijde bouwde men drie pakhuisvleugels, die zich tot aan de stadsmuur uitstrekten. In 1653 verrees aan de overzijde van de Oude Delft als dependance het Oost-Indisch Pakhuis (vergroot rond 1700 en sinds 1802 deel van het Armamentarium). In 1722 werd het rechterdeel van het Oost-Indisch Huis vervangen door een smal en rijzig drielaags bouwdeel in Lodewijk XIV-stijl met daarin de nieuwe bewindhebberskamer (nu V.O.C.-zaal) met Lodewijk XIV-schouw. Rechts hiervan bouwde men een pakhuis met klokgevel (gereconstrueerd). Vanaf het begin van de 19de eeuw diende het geheel als militair kledingmagazijn en na een ingrijpende restauratie in 1931-'32 (J.A.G. van der Steur) als afdeling bouwkunde van de Technische Hogeschool (tot 1970). In 1987-'88 volgde een verbouwing tot wooneenheden.