Gepubliceerd op 01-12-2020

zwerflandbouw

betekenis & definitie

landbouwsystemen die gekenmerkt worden door het gedurende een relatief korte periode verbouwen van hoofdzakelijk voedselgewassen gevolgd door een relatief veel langere rustperiode waarin de grond de kans wordt gegeven zich te herstellen. Op deze wijze gebruik maken van land maakt vaak een zwervend bestaan noodzakelijk.

De rotatieperiode (de tijd die verstrijkt totdat het land weer bruikbaar wordt voor landbouw) is sterk afhankelijk van lokale milieu-omstandigheden, zoals bodem en klimaat. In natte tropengebieden is op arme gronden de cultivatieperiode niet langer dan één jaar terwijl de rustperiode wel kan oplopen tot 50 jaar. Op relatief rijke gronden kan de cultivatieperiode drie jaar bedragen met een rustperiode van ten minste 3-5 jaar.

De intensiteit van landgebruik voor landbouwdoeleinden wordt aangegeven met het percentage van het totaal bruikbare land wat in een gegeven areaal jaarlijks gebruikt wordt voor landbouw. Wanneer het percentage groter is dan 33 %, wordt niet meer gesproken van zwerflandbouw maar van braaksystemen.

Afhankelijk van het klimaat zal in de rustperiode bosregeneratie optreden (natte tropen) of gras terugkeren (meer droge gebieden). Bij sterke achteruitgang van de bodem treedt geen bosopslag meer op. Door verhoogde intensiteit van landgebruik als gevolg van toename van de bevolking en optredende schaarste aan land wordt het natuurlijk evenwicht tussen cultivatie- en rustperiode verbroken, wat leidt tot verstoring van het milieu gekenmerkt door bodemdegeneratie, erosie en woestijnvorming.

Zwerflandbouw is nog steeds in gebruik in grote delen van Zuidoost-Azië (Thailand, Filippijnen, Birma) en in heel tropisch Afrika, waar nog zo’n 500 mln. mensen afhankelijk zijn van dit systeem. De zwerflandbouw is onder vele namen bekend, o.a. ladangbouw (→ ladang) in Indonesië, kaingin (Filippijnen), swidden (Engels), shifting cultivation (Engels), slash and burn (vs), chena (Sri Lanka), kostgrondjes (Suriname), milpa (Midden-Amerika).

Het systeem kent vele variaties in intensiteit van landgebruik, de manier van bouwrijp maken (b.v. kappen, branden, planten; kappen, branden, grondbewerking, planten; branden op hopen of in rijen) en teeltsystemen zoals monorijstteelt of mengteelten waarin diverse gewassen gelijktijdig of opeenvolgend worden verbouwd. De sociale infrastructuur is sterk lokaal specifiek en zeer traditioneel. Veranderingen in het systeem zijn moeilijk te realiseren omdat iedere innovatie het totale levenspatroon kan aantasten. Geleidelijke aanpassing aan meer produktieve systemen kan worden bewerkstelligd door milieu-aangepaste methodieken te ontwikkelen, b.v. agroforestry.

< >