waterplas gelegen langs of in de buurt van de dijk van een rivier en ontstaan als gevolg van een dijkdoorbraak. Wielen zijn meestal min of meer rond van vorm en zeer diep (tot ongeveer 15 m), hetgeen wijst op de enorme kracht waarmee het kolkende water bij een doorbraak naar binnen stroomt.
Na de dijkdoorbraak werd de dijk hersteld door een nieuw stuk dijk om het ontstane diepe gat (wiel) heen te leggen. Hierdoor ontstond uiteraard een bocht in de dijk en diverse dijkdoorbraken dicht bij elkaar zijn dan ook de oorzaak van het zeer kronkelige verloop van sommige stukken winterdijk langs de grote rivieren. Wielen kunnen zowel binnenals buitendijks liggen. Zij doen dienst als drinkpoelen voor het vee en hebben een recreatieve functie: vissen, zwemmen en schaatsen. Wielen en strängen bepalen in belangrijke mate het beeld van het Ned. rivierenlandschap. In België zijn de wielen of welen langs de Schelde bij Schauselbroek als visvijver in gebruik. In natuurreservaat ‘De Grote Geule’ liggen het Grote en het Kleine Weel.Omdat wielen vaak eeuwenoud zijn, hebben levensgemeenschappen er de kans gekregen zich volledig te ontwikkelen. Wielen zijn dan ook bekend om hun biologische betekenis: zowel wat betreft de hydrologische (waterfauna) als de vegetatiekundige waarde. Tegenwoordig wordt deze waarde plaatselijk weer bedreigd door o.a. vuilstort, zeer intensieve beweiding (betreding), intensieve recreatie, dijkverzwaring en verschillende vormen van waterverontreiniging. De kans dat nieuwe wielen ontstaan in de toekomst, is door de controle op het onderhoud van de winterdijken zeer klein.