(ever, everzwijn), Sus scrofa, wilde vertegenwoordiger van de superfamilie varkens. De varkens van het geslacht Sus hebben een Euraziatische verspreiding.
Men onderscheidt het wilde zwijn van Europa, Noord-Afrika en Azië tot in Japan en Java; het dwergzwijn (Sus salvianus) van Azië; het Javaanse wrattenzwijn (Sus verrucosus) van Java, Sulawesi en de Filippijnen, en het baardzwijn (Sus barbatus) van Borneo en de Filippijnen. Flet wilde zwijn komt ook in Nederland (m.n. op de Veluwe) en in België (Hoge Venen) voor. In het zeer grote verspreidingsgebied komen min of meer geografisch gebonden een aantal rassen voor die in grootte en kleur sterk kunnen verschillen. Het wilde zwijn is in Nederland bruinzwart tot zwart gekleurd; het mannetje (beer of ever) heeft een schouderhoogte van 90 cm, de lengte bedraagt 1,10 m en het gewicht 100—125 kg; de zeug is kleiner en lichter. De slagtanden worden tot 28 cm lang. Wilde varkens zijn kuddedieren (troepen tot 30); oude beren leven ook solitair.
Na een draagtijd van ca. 4 maanden worden 2—12 biggen (frislingen) geboren. Deze dragen een jeugdkleed dat wordt gekenmerkt door lichte lengtestrepen. Het wilde zwijn is een bosbewoner, die leeft van noten, eikels, truffels, aardappelen, wormen, insekten enz.; hij kan schadelijk worden voor de landbouw. Vanouds is hij een bekend jachtwild (zgn. zwartwild), maar is daardoor op vele plaatsen al lang uitgeroeid, b.v. in Groot-Brittannië.