Porifera, stam van het dierenrijk. De sponzen zijn de meest primitieve dieren onder de veelcellige dieren.
Zij zitten alle vast op de ondergrond en vormen meestal vertakte kolonies. Het skelet van sponzen bestaat uit kalk, kiezel of spongine. Zij voeden zich met voedsel dat door het water wordt meegevoerd en dat bestaat uit detritus, eencellige algen en bacteriën. Een bedreiging vormen grote hoeveelheden stofdeeltjes, omdat het fijne filtersysteem (dat alle sponzen bezitten) daardoor verstopt kan raken. Voor de zuurstofvoorziening van de spons en voor de afvoer van kooldioxide is constante waterstroom van belang. Zeesponzen en zoetwatersponzen hebben betrekkelijk weinig vijanden.
Wel worden zij vaak door sterke beweging van het water of door kruipende slakken en andere dieren beschadigd, maar het regeneratievermogen van de sponzen is groot zodat de wonden snel genezen. Zelfs de cellenbrij van een spons die door een zijden doek was geperst, groeide weer uit tot een normale spons. Al voor het begin van de christelijke jaartelling werden hoornsponzen opgedoken en gebruikt als badspons. De badspons komt voor in alle warme kustwateren op een diepte van 4-50 m, vooral in het oostelijk deel van de Middellandse Zee, in de Rode Zee, het Caribisch Gebied, bij de Filippijnen en langs de kusten van Florida en Texas. Lozingen van afval in deze wateren vormt een bedreiging voor de sponzen.In de levensgemeenschappen met sponzen komen enkele parasieten voor, o.a. eitjes en larven van de zoetwatermijt en ringwormen. Sponzen fungeren als schuilplaats en broedplaats voor vissen (o.a. kleine baars en slijmvis), wormen en andere weekdieren. Sommige sponzen leven in symbiose met andere dieren. Zo leeft de vijgspons op het slakkehuis waarin de heremietkreeft leeft. De spons zorgt ervoor dat voortdurend vers water wordt aangevoerd. De groene kleur van enkele sponzen ontstaat door groene eencellige dieren die met het voedsel worden opgenomen en in de spons in leven blijven.