het toegankelijk maken van een terrein voor bezoek door het recreërend publiek. Vroeger waren natuurgebieden die in particulier bezit waren doorgaans niet toegankelijk voor het publiek.
Door de afname van het aantal natuurgebieden en de toename van de vrije tijd en mobiliteit van de mensen steeg de vraag om openstelling van natuurgebieden ten behoeve van de recreatie. De overheid heeft openstelling gestimuleerd door ze als voorwaarde te stellen voor toekenning van fiscale voordelen bij landgoedbeheer (Natuurschoonwet) en bij toekenning van natuur-, bos- en ontsluitingsbij dragen van Staatsbosbeheer. Openstelling gaat gepaard met aanleg van wandelpaden, soms van verharde wegen, parkeerplaatsen, bezoekerscentra, het inrichten van speelvijvers e.d. Terreinen kunnen toegankelijk worden gemaakt voor wandelaars, op wegen en paden, voor ruiters, fietsen en/of motorvoertuigen.Voor het natuurgebied zijn de gevolgen van openstelling in het algemeen negatief, door betreding, verstoring en vervuiling. De ernst hiervan hangt af van het aantal bezoekers, de controle op naleving van voorschriften, de kwetsbaarheid van terrein, flora en fauna. Zo zijn sterk glooiende duinen, heiden en vennen zo gevoelig voor betreding, dat zij geen vrije toegang gecombineerd met veel toeloop verdragen. Veel natuurgebieden dreigen in kwaliteit achteruit te gaan door een te ruim openstellingsbeleid. Zo zijn in Nederland delen van Meyendel, de Kennemerduinen en de Waddeneilanden sterk in waarde achteruit gegaan en in België de Westbroek en delen van het Zoniënwoud. (Afb. p. 348)