Engelse naam. Tweestammige Germaanse naam, ongeveer met de betekenis 'krachtige beschermster' (vergelijk Frederik).
Uit Fride- 'vrede, bescherming' (zie -fred-) en Oudengels swîdh-, overeenkomend met Oudfries swith 'krachtig, handig, snel' (zie -swind). De heilige Frideswide stichtte in het begin van de 8e eeuw een klooster in Oxford; gestorven omstreeks 735; kerkelijke feestdag: 19 oktober. Zij is schutspatrones van Oxford en de universiteit aldaar. Voorzover de naam in Engeland in gebruik is, komt hij vooral bij katholieken voor.