zwavelzure calcium, calcium sulfaat (scheikundig CaSO4), waarbij een deel van het water uit de kristallen is verdreven (gebrande gips). Bij toevoeging van water wordt gipspoeder een harde poreuze massa en daarvan wordt in tandheelkunde en chirurgie veel gebruik gemaakt om afgietsels te maken, resp. fixerende verbanden te maken vooral voor de fractuurbehandeling.
Voor dit laatste doel gebruikt men meestal windsels, welke geïmpregneerd zijn met gips. Voor letsels van de wervelkolom maakt men een gipsbed, dat juist het afgietsel is van de rug in de houding waarin men de patiënt lange tijd wil laten liggen. Nadeel van gipsverband is de atrofie van huid en spieren ( !), welke door de immobilisatie ontstaat. Zo kwam men tot (spijker)rekverbanden, (zie extensie en spijkerextentie) waarbij de patiënt steeds kan oefenen en (bij breuk van het onderbeen) tot loopgipsverbanden.