Nederlands schrijver (1913–1987; Constantijn Huygensprijs 1961, P.C.Hooftprijs 1974). Carmiggelt wordt algemeen beschouwd als de grootmeester van het cursiefje.
Onder het pseudoniem ‘Kronkel’ schreef hij gedurende tientallen jaren dagelijks zo’n stukje in Het Parool. De beste daarvan werden bijeengebracht in meer dan vijftig boekjes met titels als Vijftig dwaasheden (1940), Poespas (1952), Kroeglopen (1962), Ik mag niet mopperen (1972) en Welverdiende onrust (1982), die zeer populair waren bij een groot publiek. Ook schreef hij onder het pseudoniem ‘Karel Bralleput’ enkele bundels humoristische poëzie.
Carmiggelt werd lange tijd beschouwd als ‘alleen maar’ een humoristische schrijver; pas later ging men inzien dat hij een voortreffelijk stilist was. Zijn verhalen zijn altijd hoogst eenvoudig maar ze worden verteld in een zeer uitgekiende stijl die tegelijk heel simpel is en uiterst doordacht. Wat dit betreft lijkt hij veel op Willem Elsschot, die hij dan ook zeer bewonderde. Bovendien schreef Carmiggelt niet louter humoristische stukjes: veel van zijn verhalen – en vaak de beste – zijn eerder treurig, melancholiek en weemoedig dan grappig. Zijn figuren zijn vaak ‘onmaatschappelijken’: kroeglopers, kinderen, ouden van dagen, poezen. De officiële erkenning van zijn literaire status kwam in 1974 met de toekenning van de P.C.Hooftprijs. Ondanks zijn immense populariteit raakte zijn werk na zijn dood razendsnel in vergetelheid.