Het sensitivisme was een extreme vorm van het impressionisme. Soms werd het taalgebruik van de impressionisten zo persoonlijk, dat de zinsbouw werd aangetast en de tekst zo subjectief werd dat ze niet meer rationeel te begrijpen was, alleen nog maar na te voelen.
De indrukken zijn dan als het ware geheel vervangen door een gevoel (‘sensitiviteit’) en de waarneming van de buitenwereld gaat over in extatische gevoelsuitbarstingen. Werd in het impressionisme - op subjectieve wijze - de objectief waarneembare werkelijkheid uitgebeeld, in het sensitivisme is er slechts sprake van een subjectieve weergave van gevoelens (die eventueel door de buitenwereld opgeroepen kunnen zijn). Het sensitivisme is zo een overgang van impressionisme naar expressionisme.
Net als bij het expressionisme kan men bij het sensitivisme vaak spreken van ‘poésie pure’. Typerend voor het sensitivisme zijn de talrijke neologismen en de afwijkende zinsbouw. Een deel van het werk van Herman Gorter (1864-1927) wordt tot het sensitivisme gerekend. Ook enkele romans van Lodewijk van Deyssel (Een liefde, 1887) en Louis Couperus (Extase, 1892) hebben kenmerken ervan.