Vlaamse romancier en dichter; pseudoniem van A.J. de Ridder (Antwerpen 7.5.1882 – Antwerpen 31.5.1960). Na een studie aan de Hogere Handelsschool in Antwerpen werkzaam in Parijs, Rotterdam en Brussel.
Later eigenaar van een reclamebureau. Staatsprijs voor Vlaamse verhalend proza 1947, Constantijn Huygensprijs 1951, Staatsprijs ter bekroning van een schrijversloopbaan 1960. Elsschot debuteerde al in het begin van de 20e eeuw maar kreeg pas in de jaren ’30 tijdens de nieuwe zakelijkheid erkenning. Daarvóór had hij vier romans gepubliceerd, die totaal afweken van het toen in zwang zijnde Nederlandse proza. Ze zijn zo ‘gewoon’ mogelijk geschreven in een nuchtere, ironische stijl zonder enige opsmuk. Inhoudelijk zijn het tamelijk eenvoudige verhalen over kleine mensen met hun kleine – maar voor hen natuurlijk grote – problemen. Dit soort boeken werd in die jaren nauwelijks als literatuur beschouwd en daar kwam nog bij dat Elsschot soms woorden gebruikte die men in die tijd wel zei, maar nooit opschreef.
Villa des roses (1913) vertelt over het wel en wee van de bewoners van een armoedig Parijs pension en is volgens Greshoff ‘een van de weinige meesterwerken, welke het realisme in Nederland heeft voortgebracht’. Een ontgoocheling (1920; geschreven in 1914) gaat over de dubbele teleurstelling van sigarenfabrikant De Keizer die zijn zoontje ziet mislukken op school en die zelf het voorzitterschap van de kaartclub kwijtraakt. De verlossing (1921) beschrijft de vete tussen een dorpspastoor en een atheïstische kruidenier die gesteund wordt door de socialisten uit de stad.