De al in de Renaissance begonnen bloei van de B-wetenschappen zette zich in het tijdperk van de romantiek voort.
De grootste wiskundige van deze tijd was Karl Friedrich Gauss (1777-1855), die zich bezighield met o.a. algebra en differentiaalmeetkunde en die de basis legde voor de moderne getallenleer. In de natuurkunde werd in 1807 door Thomas Young het zo belangrijke begrip ‘energie’ ingevoerd; ook bewees hij als eerste het golfkarakter van licht. In 1786 en 1795 deden resp. Galvani en Volta hun eerste proeven met elektrische stroom en in 1800 ontwikkelde Volta de eerste batterij. Daarmee was de studie van het elektromagnetisme begonnen, waaraan bekende namen zijn verbonden als Ampère, Ohm, Faraday en Maxwell.
Talrijke geografische en biologische ontdekkingen werden gedaan door Alexander von Humboldt (1769-1859), misschien wel de meest veelzijdige geleerde van zijn tijd: hij hield zich bezig met botanie (hij ontdekte ca.5000 nieuwe plantensoorten), meteorologie, klimatologie, vulkanologie en het aardmagnetisme; ook ondernam hij een vier jaar durende ontdekkingsreis in Zuid-Amerika. Twee nieuwe B-wetenschappen die in deze tijd ontstonden waren de geologie en de paleontologie.
De ontwikkeling van de natuurwetenschappen heeft echter weinig te maken met de Romantiek. Anders ligt dat voor het ontstaan van diverse nieuwe geesteswetenschappen. Onder invloed van Rousseau (preromantiek 1. algemeen) ontstond de nieuwe wetenschap van de pedagogie(k): in 1779 werd aan de universiteit van Halle de eerste hoogleraar in dit vak benoemd (E.C. Trapp). Enkele pedagogen uit deze tijd hebben een enorme invloed gehad op de latere ontwikkeling van het vak en op het onderwijs, zoals de Zwitser Pestalozzi en de Duitsers Herbart en Fröbel.
Rousseau’s ideeën over de ‘edele wilde’ leidden tot een andere visie op niet-westerse volkeren. Men kreeg interesse in hun taal, kunst en godsdienst. Zo ontstond de etnologie of volkenkunde, tegenwoordig meestal ‘culturele antropologie’ genoemd. Naast deze ‘volkenkunde’ kwam ook de ‘volkskunde’ op, die de folklore van westerse bevolkingsgroepen bestudeert.