Vlaams dichter en romancier (1900–1982). Het werk van Gilliams begon pas echt de aandacht van critici en publiek te trekken vanaf de late jaren ’60; toen kreeg hij ook een aantal belangrijke literaire prijzen, zoals de Constantijn Huygensprijs in 1969, de Staatsprijs ter bekroning van een schrijversloopbaan in 1972 en de Prijs der Nederlandse Letteren in 1980.
Zowel zijn poëzie als zijn proza staat geheel terzijde van de hoofdstroom van de Vlaamse letterkunde, want hoewel hij aanvankelijk enigszins onder invloed van Paul van Ostaijen stond, greep hij in wezen toch terug op premodernistische dichters als Leopold, Van de Woestijne en de grote Duitse symbolistische dichter Rilke. Gilliams’ gedichten zijn moeilijk en zijn in het latere werk aan strenge vormen gebonden (kwatrijn, sonnet). Als zijn belangrijkste bundel wordt zijn laatste beschouwd: Bronnen der slapeloosheid (1959; herzien en uitgebreid in 1964).
Gilliams publiceerde ook romans en verhalen. Zijn meesterwerk is Elias of Het gevecht met de nachtegalen (1936; herzien 1943), waarin een jaar uit het leven van een twaalfjarige jongen wordt beschreven die min of mee geïsoleerd tussen volwassenen leeft. Dezelfde jongen, maar nu volwassen, is de hoofdpersoon van Winter in Antwerpen (1953). Beide romans zijn indringende psychologische portretten, maar lijden soms ook aan een zekere mooischrijverij.
Werken o.a.
1921 Elegieën (gedichten)
1925 De dichter en zijn schaduw (gedichten)
1933 Oefentocht in het luchtledige (verhalen; uitgebreid in 1937)
1952 Een bezoek aan het prinsengraf (studie over Paul van Ostaijen)