Nederlands dichter en toneelcriticus (1902–1943), vader van de dichter Remco Campert.
Zijn werk is geheel vergeten behalve het beroemde verzetsgedicht “De achttien doden”; de eerste strofe daarvan luidt:
Een cel is maar twee meter lang
en nauw twee meter breed,
wel kleiner nog is het stuk grond,
dat ik nu nog niet weet,
maar waar ik naamloos rusten zal,
mijn makkers bovendien,
wij waren achttien in getal,
geen zal den avond zien.
Het gedicht werd in 1943 uitgegeven als rijmprent en was de eerste uitgave van De Bezige Bij. Ze werd voor minimaal 5 gulden verkocht en de opbrengst ging naar slachtoffers van de Duitsers; in totaal zijn er 15.000 exemplaren van verspreid. De achttien doden waren vijftien leden van een verzetsgroep en drie deelnemers aan de februaristaking van 1941; ze werden op 13 maart 1941 in de duinen bij Scheveningen gefusilleerd.
Jan Campert werd in 1942 gearresteerd wegens hulp aan joden en afgevoerd naar het concentratiekamp Neuengamme, waar hij in januari 1943 stierf, naar algemeen werd aangenomen van uitputting. In februari 2005 echter vertelde een ex-gevangene van het kamp dat enkele Nederlandse gevangenen hem zouden hebben geliquideerd omdat hij spioneerde voor de kampleiding. Een officieel onderzoek kon echter geen bevestiging voor deze beschuldiging vinden.