Een studentenopstand in Frankrijk, die gepaard ging met een grote stakingsgolf.
De opstand begon op 2 mei 1968 met de sluiting van de filosofische faculteit van de Universiteit van Nanterre, waar de anarchistisch georiënteerde student Daniel Cohn-Bendit de leiding had. Binnen enkele dagen sloegen de onlusten over naar de Universiteit van Parijs (Sorbonne). De studenten verzetten zich tegen het autoritaire en bureaucratische beleid van de Franse regering en riepen om democratisering van de samenleving. De kapitalistische consumptiemaatschappij moest volgens de studenten omvergeworpen worden. Het onderwijsstelsel was in hun ogen sterk verouderd en aan grondige hervormingen toe.
De studenten kregen de steun van grote aantallen arbeiders. In de eerste twee weken van mei was Parijs het toneel van talrijke demonstraties, rellen en straatgevechten. De politie trad zeer hard op tegen de demonstranten en kreeg hierdoor de publieke opinie tegen zich. Op 13 mei riepen de vakbonden een algemene staking uit, waardoor de productie in Frankrijk vrijwel stil kwam te liggen. De regering van premier Georges Pompidou kwam tegemoet aan de looneisen van de arbeiders, die hiermee tevreden waren gesteld. Aan de solidariteit van arbeiders en studenten kwam toen een einde. Op 30 mei hield president Charles de Gaulle een radiorede, waarin hij een verbod op demonstraties en ontbinding van extremistische organisaties aankondigde. Daarnaast ontbond hij het parlement en schreef nieuwe verkiezingen uit. De radiorede leidde tot een grote anticommunistische manifestatie. In juni was de grootste onrust voorbij. De verkiezingen aan het einde van die maand leverden de Gaulle een grote winst op.
Toch had de mei-opstand het prestige van de president ernstige schade toegebracht. Toen een in april 1969 gehouden referendum over de politieke organisatie van Frankrijk ongunstig voor hem uitviel, nam de Gaulle ontslag.