Voormalig koninklijk paleis, thans in gebruik als nationaal museum, in de gemeente Apeldoorn. In de jaren 1685-1692 bouwde architect Jacob Roman paleis Het Loo als jachtslot in Hollandse barokstijl voor prins Willem III.
Daniël Marot bracht de decoraties aan in huis en tuinen. Nadat Willem III en zijn echtgenote Mary II in 1689 tot koning en koningin van Engeland waren gekroond, vonden de eerste uitbreidingen plaats. Pronkstuk van het complex waren de tuinen met grote waterpartijen en de fontein De Koningssprong, die dankzij de hooggelegen bron op de Veluwe, hoger kon spuiten dan de fonteinen in Versailles. Na het kinderloos overlijden van koning-stadhouder Willem III (1702) kwam Het Loo aanvankelijk in het bezit van het Pruisische Huis Hohenzollern, dat evenals het Huis Nassau-Dietz van prins Frederik Hendrik van Oranje afstamde. Toen de geschillen over de Oranje-erfenis tussen de ‘Friese’ Nassaus en de Pruisische Hohenzollerns uiteindelijk in 1732 waren bijgelegd, kon prins Willem IV Het Loo in gebruik nemen als jachtslot en zomerverblijf. Ook diens zoon Willem V verbleef met enige regelmaat op Het Loo.
Nadat prins Willem V in 1795 met zijn gezin de wijk moest nemen naar Engeland, werd Het Loo geconfisqueerd en brak een periode van verwaarlozing en vernieling door Russische en Engelse troepen aan. Aan die periode kwam een einde toen koning Lodewijk van Holland Het Loo gedurende de jaren 1807-1810 inrichtte als zijn zomerverblijf. De veranderingen die hij liet aanbrengen, waren ingrijpend. De tuin werd in landschapsstijl gewijzigd en het paleis, dat empirevensters kreeg, werd van een grijswitte pleisterlaag voorzien. Na de terugkeer van het Huis Oranje-Nassau bleef paleis Het Loo eigendom van de Staat. In 1815 werd het echter permanent ter beschikking gesteld van de Koning der Nederlanden, andermaal als zomerverblijf.
Onder koning Willem I kreeg het paleis dankzij nieuwe pleisterlagen een steeds witter aanzien. In 1840 deed Willem I op Het Loo in de grote audiëntiezaal afstand van de troon. In 1843 bracht hij er samen met zijn tweede echtgenote Henriette d’Oultremont zijn laatste periode in Nederland door. Prinses Marianne kreeg van haar vader Willem I een eigen boerderijtje op Het Loo. Dit werd gedreven door een boerin, met wie ze tot haar dood in 1883 contact zou houden. Het zomerpaleis kon koning Willem II niet erg bekoren.
Tot 1849 werd Het Loo vrijwel uitsluitend gebruikt als pleisterplaats bij jachtfeesten. Prins Alexander introduceerde er de valkenjacht. Nog meer dan Willem I beschouwde koning Willem III Het Loo als zijn zomerverblijf. Na het traditionele bezoek aan Amsterdam in het vroege voorjaar ging hij meteen naar Het Loo, om pas tegen Kerstmis naar Den Haag terug te keren. Hij ging in Apeldoorn te werk als een actief landheer, hetgeen leidde tot proeven met viskwekerijen en modelboerderijen op Het Loo. In tegenstelling tot zijn eerste huwelijk met koningin Sophie was er tijdens zijn huwelijk met koningin Emma sprake van een gezinsleven op het paleis.
Koning Willem III legde op de plek waar de boerderij van prinses Marianne had gestaan een arboretum (speciale bomentuin) aan. Ook liet hij voor zijn toen 2-jarige dochtertje Wilhelmina vlak bij het paleis een Zwitsers chaletje bouwen met een eigen bloemen- en moestuintje en met eigen dieren. Twee gedenksteentjes wijzen de plek aan waar twee van haar lievelingspaarden Baby en Heddin zijn begraven. In de tuin staat een beeld dat De Faam heet. Koning Willem III kreeg het als dank voor zijn hulp tijdens de watersnoodramp in de Betuwe in 1861. Willem III overleed op zijn geliefde Loo in 1890.Koningin Wilhelmina is van alle Oranjes het meest met Het Loo verbonden. Zij bracht er haar jeugd door; kondigde er haar verloving aan; trok zich er na haar aftreden in 1948 terug; schilderde er graag; schreef er haar boek Eenzaam, maar niet alleen; en overleed er in 1962. Ook haar echtgenoot prins Hendrik was zeer op Het Loo gesteld. Hij hield van het buitenleven, ontgon veel heidevelden en wist de wildstand kwantitatief en kwalitatief te verbeteren. Tijdens de Tweede Wereldoorlog waren er Duitse soldaten gelegerd op Het Loo. Na de bevrijding stond de koningin een gedeelte van haar paleis af als herstellingsoord voor oorlogsslachtoffers, later aan 40 slachtoffers van de Watersnoodramp 1953 en aan vluchtelingen uit Hongarije. Na haar overlijden werd Wilhelmina opgebaard in de hofkapel.
Na haar huwelijk met Pieter van Vollenhoven in 1967 woonde prinses Margriet enkele jaren in het paleis. In 1971 werd besloten dat paleis Het Loo een museum zou worden. Het gezin van prinses Margriet betrok in 1975 een nieuwe woning in het park en het paleis onderging een ingrijpende restauratie. Alle aanbouwsels uit de 19e en 20e eeuw ruimden het veld, de witte pleisterlaag verdween en huis en tuinen kregen hun 17e-eeuwse uiterlijk terug. De restauratie kwam gereed in 1984.
‘Paleis Het Loo Nationaal Museum’, zoals het nu heet, wil de bezoeker een beeld geven van de historische band tussen het Huis Oranje-Nassau en de Nederlanden. Daarnaast geeft het een indruk van de bewoning van het paleis door de Oranjes gedurende drie eeuwen. Bezoekers volgen een vaste route die onder andere langs het kabinet van Willem V, de bibliotheek van Mary II, de grote of audiëntiezaal, de jachtkamer van prins Frederik en de werkkamer van koningin Wilhelmina leidt. Ook de tuinen zijn aan de hand van oude prenten opnieuw ingericht. De westvleugel van het paleis huisvest het Museum van de Kanselarij der Nederlandse Orden. Bij bijzondere gelegenheden maakt de koninklijke familie overigens nog steeds gebruik van paleis Het Loo.
Zo werd in 1998 de zestigste verjaardag van koningin Beatrix deels op het paleis gevierd en werd het huwelijk van prins Maurits met Marilène van den Broek er voltrokken. Ook zijn recentelijk verschillende Oranjetelgen in de kapel van Het Loo gedoopt.
Zie ook Huis Het Loo Oude Loo, Het.