(geb. 1931) Oostenrijks schrijver en dichter, volgde een muziekopleiding. Centraal thema in zijn pessimistische werk is de menselijke aftakeling en vervreemding.
Opzien baarde Ein Fest für Boris 1970, waarin alle personages kreupel zijn en zich met een rolstoel over het toneel moeten bewegen. Ander werk: poëzie: in hora mortis 1958, Unter dem Eisen des Mondes 1958; romans en verhalen o.a. Frost 1963 (Vorst), Verstörung 1967, Das Kalkwerk 1970 (De kalkfabriek). Die Ursache 1975 (De oorzaak; autobiografisch), Der Stimmenimitator 1978 (De stemmenimitator), Der Atem 1978 (autobiografisch). Die Billigesser 1980, Die Kälte 1981 (autobiografisch), Beton 1982, Wittgensteins Neffe 1983 (autobiografisch), Der Untergeher 1983; toneel o.a. Die Jagdgesellschaft 1973, Minetti 1976. Immanuel Kant 1978 en Der Schein trügt 1984.